Terwijl we opstaan om het pannenkoekenrestaurant te verlaten, zie ik ik een jongetje zitten aan het tafeltje achter ons. Hij is een jaar of zes, met een zwarte bril en kortgeknipte haren. Zijn moeder zit op de stoel naast hem, druk smsend, een rimpel tussen haar ogen, verdwenen in een virtuele conversatie elders. Ze heeft haar jas nog aan, alsof het een kort bezoekje gaat worden, iets dat eigenlijk zo snel mogelijk afgehandeld moet worden op de drukke tijdlijn van haar dag. Zijn zusje zit gehurkt bij het speelgoed naast de tafel, een bezempje in haar hand.
Het jongetje kijkt dromerig om zich heen, zich niet bewust van mijn blik. Voor hem op tafel ligt zijn knuffel, een beige en bruin aapje, smoezelig met gladde plekken door het gebruik. Zijn duim rust op de afgesleten staart, een nonchalant maar intiem gebaar, terwijl zijn ogen de ruimte in zich opnemen. Dat contact met zijn knuffel raakt me, net als het onbevangen, nieuwsgierige kijken door die jonge ogen naar de ruimte, alles nog nieuw, nog niet voorzien van labels en vooringenomenheid.
Ik bedenk me dat iedereen het recht zou moeten hebben op een knuffel. Op een anker van iets vertrouwds, terwijl onze geest de wereld verkent. Wat er ook gebeurt, de knuffel ligt binnen handbereik, met zijn of haar geruststellende geur die onmiddelijk de grote wereld verkleint tot iets behapbaars, tot een dichtbije, warme ademhaling tegen een zachte vacht.
Hoe zou het zijn als we allemaal een knuffel met ons meedroegen? Een openlijk blijk van onze behoefte aan support, aan veiligheid? Waardoor onze kwetsbaarheid en angst als vanzelf zichtbaar zou zijn in plaats van weggestopt te worden achter een glimlach of trefzekere woorden?
Ik stel me zakenmannen voor, in onberispelijk grijze pakken, de een met een vlekkerig, zachtroze konijn in zijn borstzak, de ander met een lichtbruin hondje dat een oor mist, naast zijn attachekoffertje op de vergadertafel. Knuffels, een leven lang vastgehouden voor troost, warmte, nabijheid. Waar tranen in geplengd zijn, waar machteloze woede in gebeten heeft. Waar verlangens aan toevertrouwd zijn.
Ik stel me de knuffel voor van Koningin Beatrix, een vaalgeworden, ooit bruine teddybeer met glazen oogjes die een beetje los zitten. Zorgvuldig neergezet op haar schoot tijdens de troonrede. Of de knuffel van premier Rutte, een grijs hangoorkonijn in een versleten geruite tuinbroek. De knuffel van Wilders?
Ik weet niet precies wat mijn knuffel nu zou zijn. Ik had er vroeger meerdere, niet alleen dierenknuffels maar ook poppen en voorwerpen. Allemaal waren het gulle gevers van steun, liefde en geruststelling. Gek eigenlijk dat we menen die nu niet langer meer nodig te hebben.
No comments:
Post a Comment